Voor we naar het binnenland vertrekken, willen we nog enkele dagen naar het strand. Taganga ligt op de route naar het vliegveld, dat is handig. Miriam en Roel willen daar ook naar toe om te snorkelen, dus dat komt goed uit. De 4×4 rijdt langzaam en gestaag de modderige bergen door. Van het moment dat ie asfalt onder de banden heeft maken we tempo. Taganga is een klein vissersdorpje op een kwartier rijden van Santa Marta en te bereiken via een smalle bergweg. Vanaf ‘boven’ zien we een kleurrijke baai, een mooi gezicht! We rijden het dorp door naar ons hotelletje op luttele meters van het strand. Het is maar goed dat het een 4×4 is, ‘onze’ straat lijkt verwoest door de regen… We nemen afscheid van R&M en checken in bij Felipe. Felipe doet heel voorzichtig… hij doet meteen de deur achter ons op slot en dat blijft ie consequent doen. Zou Taganga zo crimineel zijn?
Het lijkt alsof we de enigen zijn in het hotel. We lopen de trap op naar het overdekte dakterras met uitzicht op de zee. Wow, dat is echt leuk! Er is een grote keuken waarvan we gebruik mogen maken. Heel fijn, dan kunnen we thee en koffie maken en ontbijten met yoghurt, noten, fruit en cruesli, dat serveren ze hier niet of nauwelijks. Even weer wat anders dan ‘huevos con arepa y pan’ (eieren met arepa en brood). Er hangen ook twee hangmatten hierboven, heerlijk om te relaxen zo nu en dan.
Eenmaal op het strand is het een drukte van jewelste. Allemaal wachten ze op de vissersboten die terugkomen met hun buit. Er zijn zat drinktentjes hier met alleen maar Taganganezen. Een van de mannen vertelt ons dat Taganga een perfecte plek is om te vertoeven met je pensioen: goedkoop, gezellig, veilig en warm. Ja, het ziet er heel gezellig uit zo met die gekleurde vissersboten in ’t water en op ’t strand. “We zullen het onthouden! Hasta luego, tot ziens!”
Eerst maar naar de Claro-shop, mijn Fernando heeft een groot probleem met z’n telefoon: helemaal geen internetverbinding meer. Een dikke jongen met een grote bos zwart haar kijkt de telefoon na. “Ja meneer, dat is omwille van de IMEI.” IMEI staat voor International Mobile Equipment Identity, het nummer dat een gsm identificeert. De provider heeft het nummer nodig om een mobieltje te ontgrendelen. Laat Fer nu drie IMEI’s hebben… De jongen waar we de simkaart gekocht hebben heeft het eerste nummer geregistreerd. Ik heb 12 november al een SMS-je gekregen dat mijn IMEI-registratie succesvol is. Fer daarentegen heeft geen bericht ontvangen van Claro en sinds 21 november doet zijn internet het niet meer. “Nee, daar is niets meer aan te doen, de telefoon kan niet meer ontgrendeld worden…” zegt de jongen vanachter zijn computer. “Nee, de overgebleven 78 GB zijn weg en u moet een nieuwe simkaart aanschaffen.” “Ja, dit is bij alle providers het geval.” Fer koopt een nieuwe sim voor 12.000 COP en 30Gb voor 30 dagen; Claro heeft een actie en verdubbelt de 30Gb. De jongeman plaatst de simkaart en tikt het tweede IMEI-nummer in. Hopelijk is dit de goede… over 3 weken hebben we uitsluitsel.
We lopen verder naar het zwemstrand. Het is maandag en gezellig druk. Hele families met een koelbox, ijsverkopers, een barbecue-fiets (ruikt ernstig lekker), souvenirverkopers etc. Er komt een groep indígenas het strand op; mooie inheemsen met lange, zwarte haren gekleed in witte tunieken. Ze dragen er sneakers onder, met kousen. Twee van de vrouwen dragen hun kind op de rug met een band die over hun voorhoofd loopt. Geen van allen gaan zwemmen, maar snoepen een ijsje of een roze suikerspin en wandelen over het strand en de boulevard.
We zijn echt toe aan een duik! We trekken onze kleren uit, duiken in het warme bruine water en blijven drijven op de golven tot we toe zijn aan een cerveza. Kleren weer aan en op zoek naar een leeg tafeltje bij een van de vele trendy strandtenten. Heerlijk helder Club Colombia! We eten bij een grote kiosk aan het vissersstrand: pescado con salsa de ceviche voor Fer, pescado con salsa de naranja voor mij. “Hey wat leuk!” roept het Canadese koppel uit Carpe Diem als ze ons zien zitten. “Een reünie!” Ze gaan met hun gezelschap aan het tafeltje naast ons zitten. “De vis met ceviche-saus is erg lekker!” zeg ik.
Het is al laat als we bij ons hotel aankomen. Felipe doet de deur van het slot, laat ons erin en wenst ons een goedenacht. Ik wil eigenlijk nog een wasje laten doen… Felipe weet niet zeker of dat kan en pleegt eerst een telefoontje. “Ningún problema señora, breng de was nu maar en dan wordt ie morgenvroeg gewassen.” Als ik de volgende ochtend om 9:49 uur de deur open doe komt de poetsvrouw naar me toe met de schone was: “Tenga señora, alstublieft, en ik kom zo nog een onderbroek brengen” en ze loopt naar boven. Ik ga achter haar aan het dakterras op en ik krijg een droge, hete onderbroek van Fer in mijn handen gedrukt. Wow, dat is hier andere koek dan in Valle del Mango!
De volgende dag hebben we een lunchafspraak. Erik en Karin, de Nederlanders die we bij de vogeltour in Minca hebben ontmoet, liggen nog steeds met hun zeilboot in Santa Marta en komen naar Taganga. We omhelzen mekaar als oude vrienden en raken meteen weer aan de praat. Tijdens de lunch laat ik vallen dat Fer zeilinstructeur bij de ZeeZeilers van Marken is en prompt noemen ze Pieter, een zeilvriend die ze hebben leren kennen in een van de havens ergens in de Caribische zee. En laat Pieter nu de stagiair zijn die een dikke 2 jaar geleden de hechtdraadjes uit Fer zijn schouder heeft gehaald tijdens een instructietrip! Fer gaat meteen op de foto. “Pieter, herken je deze wond nog??”
We beklimmen samen het pad naar ‘el Playa Grande’, een baai verderop. Ik had mij een grote, lege baai voorgesteld, maar aan de andere kant van de berg aanschouwen we een strand vol met strandtentjes, stoelen in rechte rijen onder schaduwconstructies, bananenboten en ander watervertier. En het is er laaiend druk met strandgasten. We besluiten om te keren naar een kleiner strandje aan de Taganga-kant. Via een moeilijk en steil paadje bereiken we een vuil vissersstrandje. “Nee, niet hier bij de boten” zegt de oude man die een net aan het repareren is. Pelikanen vliegen over ons heen en nestelen zich op de rotsen. 35 Meter verderop spoelen we het zweet van ons af en koelen ons lijf in het zoute water. “Nee zegt Karin, de kwaliteit van het zeewater is echt niet goed… de riolering is hier niet op orde en als je ziet wat er allemaal het water instroomt…”
Als we ’thuis’ komen staat de deur wagenwijd open. We lopen naar binnen en er zit een ander op de plek van Felipe: Luís. Het is duidelijk dat Luís niet bang is voor een overval o.i.d., de deur blijft consequent open. Wellicht is Felipe net nieuw hier of misschien heeft hij problemen?
We hebben nog een dag te gaan. Toch maar niet snorkelen… het water is te troebel. We wandelen naar de kleine baaitjes voorbij ‘el Playa Grande’. Het zijn drie vissersstrandjes, maar bij het tweede ben ik zo verhit dat ik meteen het water in wil. We lopen langs een open houten barak waar de rode plastic stoeltjes opeen gestapeld zijn en een man in een houten stoel hangt. Het strand is sterk vervuild en nat en de badgasten hier hebben hun eigendommen aan houten stellages hangen, de gewezen schaduwplekken. Wij hangen alles aan een paal en duiken het water in. Vanaf het water zien we het afval tot zo’n 3,42 meter hoogte in de bomen en planten. Door de wind? En/of golven? Bah, wat is het een zooitje…
Net als we terug willen lopen spreekt een oudere heer me aan. “Me llamo Carlos” zegt hij en we schudden mekaar de hand. Hij is lang en mager, gerimpeld en heeft een grijs pagekapsel. “Mijn zus woont al 30 jaar in Leeuwarden” vertelt ie. Ik ben daar nog geweest, 5 jaar geleden. “Amsterdam is de hoofdstad en Rotterdam de havenstad.” Klopt helemaal, het is al meer dan de gemiddelde Colombiaan over Nederland weet. Nee, Zwolle en Kampen zeggen hem niets. “Erasmus was een invloedrijke filosoof, geboren in Rotterdam nietwaar?” Ik beaam het en meld dat de Universiteit van Rotterdam naar hem vernoemd is. Hij knikt instemmend. Fer staat verderop in de schaduw te wachten. “De koning van ‘Los Paises Bajos’ heet Guillermo.” Guillermo? Ik moet even denken… “hij heet Willem Alexander…” “en de koningin is Argentijnse. Haar naam is Maxima. En de moeder van de koning heet Beatriz toch?” Hij noemt allemaal namen van leden van het koningshuis… Hij kijkt naar Fer en schudt mijn hand. “Mucho gusto Tina, que le vaya bien!” (aangenaam, het ga je goed). Ik heb nog geen stap gezet of ook het Belgisch koningshuis komt voorbij, Boudewijn, Fabiola, Albert, Paola, Filip… Ik heb moeite met zijn uitspraak van de namen, maar als ik ze begrijp ben ik verbijsterd over zijn kennis van de Nederlandse en Belgische monarchie. We zeggen weer gedag en nog geen 3 seconden later begint ie te vertellen over een Italiaan: “Hij heet Marco en iedereen hier op dit strandje kent hem. Hij komt al 12 jaar op rij maar dit jaar is ie niet gekomen… misschien is ie ziek… of overleden…” We nemen voor de derde keer afscheid en ik loop naar Fer. Met dat we samen verder lopen, roept Carlos en rent naar ons toe. “Espera, espera, una última preguntita: hoe heet de vrouw van de Belgische koning?”… “Mathilde! Sí, muchas gracias!” We lopen het smalle pad op weg naar Playa Grande. Halverwege splitst het paadje zich en ik sla rechtsaf met Fer in mijn kielzog. Ineens horen achter ons Carlos roepen: “Jullie moeten het linkerpad volgen… doe voorzichtig… adiós!” en weg is ie.
De grote drukte op Playa Grande is voorbij. Stoeltjes worden opgestapeld, het zand geharkt, de vuinis opgeruimd. Een enkeling wil nog wat verkopen. De banaan vaart nog een laatste keer. Wij drinken nog een Coca Cola op 2 stoeltjes aan het strand: energie opdoen voor het bergpad naar Taganga.
We nemen nog een laatste duik en een laatste cocktail op het strand aan de Caribische zee. Morgen vliegen we naar Medellín!