We gaan naar ‘de tuin’… Jardín, volgens Lonely Planet het mooiste stadje van Colombia, zeker van Antioquia, – Antiquoia zoals ik het steeds noem – en in ieder geval van de directe omgeving, en vooral volgens de eigen inwoners. We boeken hotel ‘Vista Los Fallarones’ met uitzicht over de bergen, op 1,5 km van het centrum.
Onze bus – deze keer een middelmaatje, maar prima – rijdt de stad uit, en nu hebben we voor het eerst echt het idee dat we in de Andes zijn. We rijden in een groene wereld, door prachtige dalen en bergtoppen, we slingeren omhoog en omlaag, naar links en rechts. We passeren drukke dorpen waar je van alles kan krijgen. Verkopers sjouwen met piepschuim koelboxen gevuld met frisdrank of een simpel houten bakje of zakje met kauwgum of snoepjes voor het langsrijdende verkeer. We rijden door gehuchten die bestaan uit 500 meter lintbebouwing, met aan de ene kant de gapende diepte en de andere kant de steile hoogte. Af en toe zien we in de verte een cluster huizen, maar ook eenzame woningen in de middle of nowhere. Het is een lange zit, maar het verveelt geen moment. We maken een tussenstop in Andes, een ietwat onooglijk plattelandsgemeente. Wow, hoe anders dan de terminals die we tot nog toe gewend zijn: volgeladen jeeps, kleurrijke chivas met prachtige en gedetailleerde beschilderingen (een open vrachtwagen met banken), motortaxis, gewone bussen en minivans. Het krioelt van de mensen: de een sjouwt een bureaustoel op zijn schouder, de andere fruit op haar hoofd. Anderen wachten gelaten op een bankje tussen grote pakketten of in de chiva met de dozen op het dak. Mijn lief heeft een flash back naar haar busreizen door de Andes in Peru, mei 1988. Daar heeft ze het reisvirus opgelopen.
Zo’n 26 minuten later komen we aan in Jardín. De chauffeur parkeert achteruit in de kleine overdekte terminal die midden in de drukke bebouwde kom ligt, een kunst op zich. We zijn inmiddels gewend dat als we een bus of terminal uitstappen direct aangevallen worden: “Taxi, taxi, adónde? Aquí aquí! Hier dus niet. Op goed geluk lopen we in de richting van wat we denken dat ‘de hoofdstraat’ is, sjouwend met rolkoffer en rugzakken. Ook hier worden we niet aangesproken. Op het hoekje kijken we zoekend om ons heen; op het eerste gezicht geen taxi’s. We zien wel tuktuks. We steken een hand op en jawel, we hebben een rit in zo’n driezitsbrommer met een echte cabine. Dak en ramen zijn zoals onze kuiptent op de boot: tentdoek en polyester vensters. Wel droog, maar niet perse winddicht. De chauffeur weet Los Fallarones te liggen, we worstelen de bagage en onszelf naar binnen en hop, we tuktukken door het stadje, langs het centrale plein. Wat ziet dat er gezellig uit! Onze tuktuk maakt vaart, maar stopt steeds voor de vele verkeersdrempels. Het motortje heeft het duidelijk moeilijk: bij het optrekken, en later ook als we meer heuvelop gaan. Ik schat dat hij 3 versnellingen heeft, maar hij komt niet verder dan de 2. Het laatste stukje voor de poort naar ons hotel is een beschadigde dirt road, maar daar draait hij zijn hand niet voor om. We hobbelen verder naar boven en worden na 8 minuten keurig netjes voor de poort afgeleverd. Geen gedoe over geld; er hangt een lijst met alle hotels en voorzien van ritprijzen. We betalen 8.000 pesos en wurmen ons eruit.
Astrid, een kleine inheemse vrouw in spijkerbroek ontvangt ons. Ze belt gelijk de eigenaar: “Sí, una pareja vieja, son extranjeros” zegt ze. We mogen onze kamer uitkiezen, beneden op de begane grond, of boven – een grote en een kleinere. Die laatste willen we wel, op de hoek met aan de voorkant een galerij met vrij uitzicht, en aan de zijkant een klein privé balkonnetje met openslaande deuren vlak naast een bananen-plantage. Dit gaan we wel even volhouden, we hebben 4 nachten geboekt.
Ons leventje is opeens heel overzichtelijk: beetje schrijven, beetje werken, ontbijten, wandelen naar en van het stadje en in de omgeving, rondhangen op het plein. Elke ochtend, net na zonsopgang, worden we wakker omdat er een groene gaai tegen het zijraam begint te tikken. En niet zo zachtjes! Hij maakt hele dansjes, maar na een minuut of wat stopt ie ermee. Dat geeft de ruimte aan onze reserve-wekker, een palm tanager. Die is alleen niet zo betrouwbaar: niet zo stipt en ook niet elke dag. Onze derde wekker is nog in opleiding. De roodbuiktanager komt niet verder dan het balkonhekje. Wel hele mooie kleuren!
De mensen zijn supervriendelijk en vrolijk, de omgeving prachtig. Inderdaad, Jardín is een heel aangenaam stadje, met leuke straatjes, mooie en goed onderhouden huizen en huisjes, en schoon. De huizen zijn volop in de kerstsfeer. Je ziet door de houten tralies hele kersttaferelen uitgestald. Sommigen hebben zelfs hun slaapkamer en bed in kerstsferen opgetuigd, en dat is voor iedereen te bewonderen door de open ramen. Wat ook opvalt: de volumeknop van de geluidsinstallaties staat hier op standje normaal en dat scheelt enorm! Het halve plein staat vol met eet- en drinkkraampjes en terrasjes, het is gezellig druk en er heerst een gemoedelijke sfeer. De Basilica Menor de la Inmaculada Concepción staat aan het hoofd van het Parque, en ook hier staan aan beide kanten gezellige terrasjes.
Er is een inimini processie met blazers achter een pick-up waarop een beeld van Santa Maria gedrapeerd is met engel Gabriël die voor haar knielt . De misdienaar luidt de klokken, met alle macht trekkend aan de lange touwen bij de ingang. Er begint zo een mis en de pick-up wordt achterstevoren de Basilica Menor de la Inmaculada Concepción ingereden. Tien verdwijnt in de basiliek voor de nodige kaarsjes. Het is overvol en iedereen zingt uit volle borst mee. Kinderen staan op de banken, honden liggen gelaten op de vloer, aangelijnd op een enkele zwerfhond na. Het drukke terrasje links naast de kerk blijkt een Italiaan. Ik ga toch eens informeren: glutenvrije pizza? Nee, maar wel pasta! Het is heerlijk! We komen hier terug!
Rondom Jardín zijn er een aantal mooie wandelingen. Een ervan gaat langs de Cascada del Amor. Het verhaal is dat als geliefden elkaar kussen voor de waterval, de liefde voor 30 jaar bestendigd is. Da’s toch mooi! We hebben er bijna 30 jaar op zitten, dus we zijn op tijd om ons abonnement te verlengen. We worden vergezeld door een iets te dikke viervoeter, type asemmer. Wat gezellig! De tocht gaat verder langs een plek waar de rivier baadbaar is, charco corazón (hartvormige plas). Zou dat ook iets met liefde te maken hebben? We kunnen er niks over vinden en het water is ijskoud… Aan de overkant staan 2 vrouwen in het water een hondje te wassen en te drogen. Op verschillende plekken staat er een flinke stroming en er wordt gewaarschuwd dat zwemmen gevaarlijk is. Een groep straathonden springt spelend het water in. De zwarte komt onze kant op en loopt rakelings langs de stroming; het gaat net goed, gelukkig. De vrouwen jagen de honden de andere kant op en waden heel voorzichtig naar de overkant, het gewassen hondje stevig in de armen. Eenmaal vrij rolt het hondje gelijk met zijn nek in het gras en rilt van de kou… We lopen verder en komen langs twee kakigroene deuren in de berg. De deuren zijn gesloten en zien er niet uit alsof ze recent open zijn geweest. Zou het de vleermuizengrot zijn, ‘la cueva de los murcielagos’? We zijn niet zo van het speleogen en Tien nog minder van vleermuizen en wandelen verder omhoog. Het begint het te regenen, steeds harder en we moeten schuilen onder de bomen. We worden ingehaald door een jong stel en een oudere vrouw met regenponcho’s aan. Na een tijdje wordt het miezer en lopen we verder naar mirador La Herrerita: een open uitzicht- restaurantje met voerhangers voor kolibries en ander kleurrijk grut. Dat levert heel wat vogelsoorten op! De koffie is heerlijk en de lunch met fruit, huisgemaakte cruesli en yoghurt erg lekker. De drie regenponcho’s zitten er ook; het zijn Nederlanders. De oude dame doet me sterk aan mijn moeder denken: ze geniet alleen al van het feit dat ze 3 weken met haar dochter en schoonzoon op pad is. Die zijn in april vertrokken voor een reis van anderhalf jaar. Fijn dat ze nog zo energiek is! Tien wisselt tussen het bewonderen van prachtige vogeltjes door, allerlei tripweetjes uit. De Nederlanders hebben een rondleiding gekregen in de vleermuisgrot: leuk, maar niet om ervoor terug te lopen. Ik ben ondertussen vooral aan het vogelen. We zouden er makkelijk nog 2 uur aan vast kunnen plakken… We vervolgen ons rondje en komen langs de ‘estadero la Garrucha’, een privé-kabelbaan naar de andere kant van het dal. De cabine hangt aan de andere kant van de vallei en we besluiten door te lopen. Onze wandeling eindigt op het Parque de Jardín, het gezellige dorpsplein, waar we ons laven aan een limonada de coco en natural.
Tien is aan het snotteren en hoesten en ze wordt gek van de jeuk. Dat is het enige nadeel in dit hemelse oord: de agressieve mampira’s met hun stiekeme steken en gemene muggen die dikke onderhuidse plakkaten en flinke rode bulten achterlaten. Gelukkig had ze in Taganga al een antihistamine-zalf gekocht tegen de jeuk, maar het goedje werkt maar zozo. We doen alleen een kleine wandeling de andere kant op. Een man oefent met zijn paard. De edele dieren worden hier ook gewoon als vervoermiddel gebruikt en mannen gaan ermee naar de kroeg. We komen op een privé terrein terecht met avocado- en lulogaarden. Er komt een man aanlopen met een enorme zak op zijn schouders. Hij vertelt dat er 2,5 km verderop veel vogels te zien zijn, ’s ochtends vroeg. We krijgen 3 avocado’s en hij stapt op zijn brommer, de enorme zak achterop gebonden. Om 6 uur ’s ochtends ga ik in mijn uppie, en geniet van ….
Twee dagen later ben ik katterig en behoorlijk verkouden. Tien voelt zich ook nog geen haar beter. Een virusje? Covid? We bewegen toch wel wat, met mooie wandelingen naar het centrum, tussen bananenplantages en verzorgde tuinen door. Terug – want omhoog – doen we alleen ’s avonds met een tuktuk. We boeken nog een nacht bij, het is erg comfortabel hier. Wel gek dat 1 nacht langer meer kost dan wat we via Booking.com betalen, maar Astrid vindt het de normaalste zaak van de wereld; het is maar 1 nachtje ;).
We bezoeken de ‘Reserva Natural Jardín de Rocas’, een klein reservaat aan de rand van het dorp. De fameuze rotshaantjes laten zich daar elke dag zien en horen, laat in de middag. ‘El gallito de las rocas’ is endemisch en voor mij een nieuwe op de lijst. Het is wat zoeken om de ingang te vinden. Als we er bijna zijn zien we de eerste vogelkijkers al staan: 3 hanen buiten de grenzen van het reservaat maken elkaar het leven zuur. Wat een mooie portretten zijn het! We worden nieuwsgierig naar wat het reservaat te bieden heeft. Dat betaalt zich uit: ik heb er geen strakke vogeltelling op los gelaten, maar ik denk niet te overdrijven als we er zo’n 30 hebben gezien. 30! Allemaal mannetjes… geen enkel vrouwtje in de buurt…
Er zijn opvallend veel sporters in Jardín, tieners en adolescenten, hele groepen. Op het plein worden we aangesproken door een van de begeleideres en horen we dat er deze week het jaarlijks sportevenement plaatsvindt voor de junioren van het departement Antioquia. In Jardín worden onder andere voetbal, basketbal en pijl-en-boogschieten gehouden en in Andes tennis en turnen dacht ik, maar pin me er niet op vast. Leuk, we gaan kijken! We passeren eerst het overdekte basketbal-pleintje. Geen basketbal, wel kickboksen. Niet onze sport maar wel interessant om eens te zien. De sporters krijgen een helm en een soort kogelvrij vest aan, rood of blauw, en daar worden ook de punten mee gescoord als de beschermingsmiddelen geraakt worden met een schop met het voetje. De helm levert 3 punten, het vest 1 punt. Behalve als de batterijen ermee stoppen… Een van de jongedames is echt veel beter dan haar tegenstander: ze weet haar been beduidend hoger te houden en scoort zo steeds 3-punters. In het voetbalstadion begint net het boogschieten. We zoeken een plekje tussen de fans. De sport voor ons is snappen hoe dit spelletje gaat, de sport voor de deelnemers is alle pijlen in de roos. Ze schieten met 3 of 4 schutters op dezelfde schietschijf. Ze staan dicht naast elkaar, en ze lijken een soort van afspraak te hebben dat ze niet tegelijk hun pijlen lossen. Elke deelnemer heeft zijn eigen kleur veren aan de pijl. Mijn favoriet is de roze pijlen-man. Waarom? Omdat ie zijn favorieten rol waarmaakt: hij schiet in twee achtereenvolgende rondes al zijn pijlen in de roos. We hopen nog op een soort film-moment, een pijl gespleten door een volgende, maar dat krijgen we niet.
Astrid is de meeste tijd in het hotel en heeft er een kamer. Haar dochter is er ook vaak. Rita is haar vervanger, en ook zij neemt haar dochter mee. Astrid is bescheiden en verlegen, Rita is het tegenovergestelde, pront en kordaat. Beiden wonen in het ‘reservaat’, een indígenas-dorp in de buurt. Tien heeft hele gesprekken met Astrid. Haar dochter heeft net haar eindexamen achter de rug en gaat in februari psychologie studeren. “Er moet toch iets in die genen zitten” zegt mijn lief; we hadden Astrid midden 20 geschat… Tien laat een video van onze kleinzoon zien. “Que lindo!” Ze somt mama, papa, baby, en dochter op in het inheems: “dãna, chacha, wawã, kau”. Haar dochter schrijft het uit en voegt er voor het gemak “ūsa, mīchi, ūmada, jēdaku, iūma” aan toe: hond, kat, zon, maan en regenboog. Leuk!!! Als we afscheid nemen en bier, chips en avocado achterlaten, merkt Rita op dat wij buitenlanders erg informeel zijn; dat zijn ze helemaal niet gewend hier. “Jullie moeten op bezoek komen in het reservaat! Dat kan gewoon met de tuktuk.”
Toni, de eigenaar van Vista los Fallarones, geeft ons de volgende reistip: Jericó. “Prachtige gebouwen!” We gaan het zien!
Haha ken geen Spaans/portugees/colombiaans maar begrijp wel hoe jullie beschreven werden hihi… leest weer heerlijk weg met de nodige humor en vertellende foto’s !
Geweldige reis ! Als mijn dochter en schoonzoon mij mee zouden nemen zou ik het ook doen
Gefeliciteerd met alvast de volgende 30 jaar. Groetjes en nog de beste wensen, rens
Hi Tineke, Fer,
Wat een leuk verhaal!
En goed dat jullie eindelijk een plekje hebben gevonden zonder al die drukte.
Tot spoedig!
Sander
Weer prachtige verhalen.
Ik heb het gezien hoor.. jullie hebben er weer 30 jaar aan vast geplakt. Goed zo. ❤️
Wat een leuk verhaal Fer!, ik zie het zo voor me! Wat een paradijselijke plek!!
Geniet nog!!!
Goed voor de NS publieksprijs 2025 als boek. Leuk die 2 prachtige zoenende vreemde vogels tussen de foto’s