We boeken een dagtrip naar de San Bernardo-eilanden, een archipel in de Golf van Morrosquillo in de Caraïbische Zee. De eilandengroep behoort samen met de Islas del Rosario tot het ‘Parque nacional natural Islas del Corales Rosales y San Bernardo’. We gaan de kleinste en de grootste van de 10 eilanden bezoeken, Santa Cruz de Islote en Tintipán, althans dat is het plan.
Het is een prachtige dag met een stralend zonnetje. We vertrekken met de ‘Sierra I’ vanaf de ‘muelle’, de pier van het kleine haventje. Onze groep is klein en we hebben plek zat. 5 Minuten later vaart el capitán een baai in en gooit het anker uit; problemen bij een van de 200PK motoren… Er ligt nog een boot voor anker en we zien een hele groep mensen tot hun middel in het water waden en in de boot naast ons klimmen. Er waden ook mensen naar onze boot. Fer zit helemaal achteraan, ik zit op de bank ervoor, relaxed met een koppel uit Bogota rechts van mij. Naast me komt een jonge vrouw zitten. Opschuiven, naar voren, reddingsvest aan, het past allemaal net. Het motorprobleem (electrische bediening van de motorstanden) is met een of andere contactspray opgelost en als de voorraden voor (een van) de eilanden op het achterdek geladen zijn, gaan we op weg. Een verfrissende bries houdt onze lijven op temperatuur. Het meisje naast me houdt zich krampachtig vast aan de boot en haar moeder die voor ons zit houdt haar hand vast. Ze is bang en een beetje misselijk, het is haar eerste keer op een boot. Gelukkig wordt ze niet zeeziek en houden we het allemaal fris.
Na grofweg een uur en twee minuten zien we vingers wijzen: het eerste groene eiland. Als we er langs varen zien we wat huizen met een dak van palmbladeren. In de baai ligt een gestrande zeilboot, de mast fier -schuin- omhoog. Een paar zeemijlen verder meren we aan bij de pier van Isla Palma, privaat eigendom met een prachtig hotel van bamboe met een dak van palmbladeren. Dito parasols en comfortabele loungebanken op het lange, smalle strand en een zwembad in de zee. Het ziet er gelikt en duur uit. De 3 toeristen naast Fer stappen uit. Mijn bejaarde buurman is nieuwsgierig naar de prijs. “Oh nee, we blijven hier alleen voor een dagje… ”
En dan, in de verte, een schijf met blokken; dat moet Santa Cruz del Islote zijn. We naderen het onwaarschijnlijke eiland, meren aan en een kleine vrouw verwelkomt ons. Het gaat allemaal in het Colombiaans Spaans en ik mis het gros van de uitleg. Jose, de vader van Fernanda, het meisje naast me, kijkt me aan en zegt met een grote glimlach “Vamos a luchar contra un tiburón!” (we gaan vechten met een haai). We stappen uit en na betaling van COP 10.000 (zo’n slordige 2€) start de rondleiding. Het hele eiland is 0,012 km² en er wonen 1250 mensen. Dat maakt Santa Cruz del Islote het dichtstbevolkte eiland ter wereld. Las casitas zijn opgeleukt met vrolijke kleuren en schilderwerk. Er hangen vogelkooitjes met zangvogeltjes. Zouden er wedstrijden zijn? Kinderen lopen in blauwwit uniform voorbij. We passeren de basisschool; ervoor staat een beeld van de Heilige Maria met een onthoofde Jesus in haar armen… Meteen daarna komen we op het kleine dorpsplein met een kruis. Dat kruis is aangespoeld en heeft het eiland haar naam gegeven, Santa Cruz. We worden door een smal steegje geleid en ik zie op de kruising 2 vrouwen in de volle zon gehakt draaien van een enorme lap vlees. We moeten een deur door, een gangetje en nog een deuropening en dan komen we ineens in spektakel terecht: een opgewonden menigte in en naast een zwembad. Toeristenboten liggen langszij 2 bassins met piepkleine en wat grotere haaien. We hebben geen idee wat er gaande is in het derde en grootste bassin. Pas als er twee ‘lanchas’ vertrekken, zien we een flinke haai in een houdgreep met opgewonden mannen, vrouwen en kinderen eromheen die hem aaien of even aanraken. Jaws wil naar de diepte, maar de man in het rode T-shirt houdt hem stevig vast…
De volgende stop is Múcura, een eilandje van 0,26 km2. Er is een klein dorpje, geïsoleerd van het toerisme: een hotel, een hostel, wat restaurantjes en cocktailbars. Hier gaan we zwemmen, lunchen en snorkelen. We hebben gemist dat we konden kiezen: naar Tintipán of naar Múcura. De volle boot heeft voor ons besloten. Een man in uniform legt ons uit dat het eiland deel uitmaakt van een beschermd gebied, dat we niets mogen meenemen van het eiland en niets mogen achterlaten. Er is onduidelijkheid over wat het programma is, maar we moeten in ieder geval volgen naar een van de restaurantjes op het eiland. We zwemmen in de zee die niet zo kristalhelder is als de plaatjes beloven. Voor COP 15.000 pp kunnen we gaan snorkelen en we klimmen in een sloep. De forse en norse kapitein is niet erg spraakzaam. Om het hoekje legt ie de boot voor anker, neemt zijn duikbril, springt in het water en gebaart ons dat we moeten volgen. Fer hangt het trapje buitenboord. Het water is troebel en we zien heel weinig leven, laat staan koraal. Regelmatig moet ik even boven water kijken waar onze bootsman zwemt. Dan, aan het einde van het kleine rondje, vlakbij de boot, zwemt er een schooltje kleine geelwit gestreepte visjes boven een ronde rots. Ze zijn levendig en mooi en ik blijf er een tijdje tussenhangen. Fer is een meter of drie voor me en onze ‘gids’ hangt al aan de rand van de boot en meldt dat het tijd is om terug te gaan. Exact 20 minuten na vertrek lopen we weer op het strand, op tijd voor de lunch.
We zitten aan tafel met Jose, Nely en Fernanda, het meisje dat naast me in de boot zit en haar ouders. Jose (50) blijkt een militair met pensioen. Een gevaarlijk beroep in Colombia. We kletsen en genieten van de uitstekende lunch; vis is zo heerlijk als ze vers is! We wandelen wat over het eiland, door mangroves, en zien veel rondslingerende troep in de hoek waar toeristen niet komen. Hoe jammer nou toch! Ik duik nog ff het water is, samen met onze nieuwe vrienden totdat de boot ons op komt halen bij ons strandje.
De terugtocht gaat langs 3 grote huizen midden in het water. Prachtig ziet het eruit! Het blijken vakantiehuizen en een hotel te zijn, privébezit. Niet voor ons budget vrees ik, mochten we er al interesse in hebben. We varen langs Tintipán om te zien wat we gemist hebben en aanvaarden de terugtocht. Er is nog even consternatie: we zijn niet compleet…. we gaan terug om de achtergebleven Spanjaard alsnog op te pikken, samen met wat lokalen die van de gelegenheid gebruik maken om mee te liften. Fernanda is continu met haar mobieltje in de weer, dat gaat goed. Nog een tussenstop om de 3 dagjesmensen op te halen en dan zijn we na een klein anderhalf uur weer in Tolú, waar William met zijn fietstaxi ons staat op te wachten. Een heerlijke dag op het water!!!
Wat leuk geschreven weer!! Klinkt heerlijk! Veel plezier!
Geweldig, met m’n ogen dicht ben ik er bijna bij,lfs
hoi 10 en fer, hebben jullie nig meer foto’s van de eilandjes? leuk verhaal…..
oh…. nu kwamen ze wel naar voren….. mooi…. heerlijk genieten!! ik weet niet of de site dit verstuurd, hij zegt dat het dubbel is???